A. L. Lesturgeon

 

Alexander Lodewijk Lesturgeon stond als predikant van 1854 tot 1864 in Vledder. Hij was oprichter van leesgezelschappen en rederijkerskamers, waarmee hij het toneelspel stimuleerde. Ook was hij lid van het Nutsdepartement Frederiksoord, waarvoor hij regelmatig voordrachten hield. (DeLesturgeon_A_L_j leden van ’t Nut waren gegoede burgers; heren die door ontwikkeling en geld in staat waren om onderontwikkelde en arme mensen te helpen).

Lesturgeon werd behalve als predikant ook bekend als letterkundige. In zijn studententijd schreef hij al poëzie en later ook reisboeken. Zijn werk Een Drenthsch gemeente-assessor met zijne twee neven op reis naar Amsterdam, in ’t voorjaar van 1843 (Deel II, 1853) bevat een aantal brieven in het Drents. Van 1844 tot en met 1850 verschenen van hem bijdragen in de Drentsche Volksalmanak onder de titel ‘Proeve van een woordenboekjen van den Drenthschen tongval’, materiaal voor een eenmaal uit te geven woordenboek. In 1874 en 1875 publiceerde hij in het Weekblad van en voor Oostermoer en Zuidenveld nog een lijst ‘Drentsche woorden en spreekwijzen’. Zijn laatste dialectbijdrage is te vinden in het Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon (2 dln., 1874) van Johan Winkler (1840-1916). Hij droeg aan de Drentsche Volksalmanak, Drenthina en Erica verzen en/of artikelen bij.

Het is dan niet verwonderlijk, dat toen bij oprichting aan de rederijkerskamer in Vledder in 1884 een naam moest worden gegeven, de keuze viel op “Lesturgeon”. Het werk waarmee de predikant in 1863 onder de naam Vollenhove was begonnen, werd in 1884 voortgezet door onderwijzer Molenwijk. Aanvankelijk sprak men Nederlands, sinds zo’n 46 jaren wordt er voornamelijk Drents gesproken.